woensdag 9 oktober 2013



Kroniek van de dementie van Jan Spapens

Eerst mezelf even voorstellen: KS, GZ psycholoog bij de RIAGG Midden –Limburg, oa. belast met diagnostisering en behandeling van ouderen met klachten van vergeetachtigheid etc.

Even vader Jan voorstellen:
Jan Spapens, 12-09-1910. Hij is overleden op 21 maart 2000, de eerste dag van de lente van de nieuwe eeuw, 89 jaar oud.
Hij was de oudste zoon van 9. 4 jongens, een op 12 jaar overleden aan suikerziekte, en 5 meiden.
Gemeenteambtenaar te Geldrop. Getrouwd met An, mijn moeder. Zelf 6 kinderen: van iedere soort evenveel.
Hij had veel nevenfuncties in Geldrop: voetbal, vereniging voor veilig verkeer, reclassering, Vincentius, zangkoor en vooral carnaval. Ook nog een serieuze nevenfunctie: correspondent van het dorp voor de regionale krant.
Op latere leeftijd haalde hij zijn rijbewijs en na zijn pensionering verbleef hij periodes van maanden samen met ma in het warme Spanje.
Hij organiseerde zelfs de laatste jaren tussendoor van alles en nog wat: reisjes voor de seniorenvereniging, concours voor het seniorenkoor en hij vergaderde wat af. Hij schreef ook het seniorenclubblad regelmatig vol. Voor zijn verdienste voor het dorp kreeg hij de erepenning van de gemeente Geldrop.

Hij stond bekend als een “contente mens”, kon met iedereen overweg. Werkte hard (zeker voor een ambtenaar) en was altijd aan het klussen op zijn eigenwijze manier. Maar hij was ook verstrooid: als hij iemand van zijn kinderen riep volgde er eerst een riedeltje broers en zussen voordat hij de juiste naam trof.

Hij werd in 1986 weduwnaar. Dat was geen reden om te verhuizen. Hij bleef wonen op het adres, waar hij al 36 jaar woonde en waar zijn kinderen graag naar terugkwamen. Met een poetsmevrouw en hulp van zijn kinderen redde hij zich goed.

Achteraf weten we niet wanneer het dementieproces nu precies begonnen is.
Was het een signaal, dat hij al zoekend in Spanje naar de goede weg op een keer de rotonde daar linksom nam? Gelukkig was er daar toen geen verkeer.

In 1989 had zijn leven een vaste structuur: rond 9 uur zijn bed uit. Krant en koffie, om een uur of 12 een boterham. ‘s-Middags wat wroeten in de tuin of een boodschapje doen, naar het koor of de club en ’s-avonds bij zijn vriendin een hapje eten.
Dat zette zich zo enkele jaren voort.

We waren gewend aan zijn verstrooidheid, dus het viel in eerste instantie niet op, dat hij eens vergat voor een verjaardag een cadeautje te kopen, of een afspraak om op bezoek te komen voorbij liet gaan.
Alle dagen waren voor hem ook hetzelfde, wilde hij ons doen geloven. Hij werd minder actief en stelde zich niet meer herkiesbaar, in het bestuur van de ouderenvereniging.
Hij schatte zijn verrichtingen tijdens het autorijden soms verkeerd in en dat resulteerde nog wel eens in een deukje. Je ging niet graag meer bij hem in de auto zitten. Maar…. hij wilde zijn heilige koe niet wegdoen! Zijn auto was ook zijn lijntje met de buitenwereld.
Hij ging ermee naar zijn kinderen in de naburige dorpen en dagelijks naar zijn vriendin. Praten hielp niet. Pa bleef rijden.
En toen was zijn rijbewijs verlopen. Een godsgeschenk? Welnee, Pa redeneerde dat ze:
 “Unnen ouwe mens van 85 wel niet meer achter de tralies zouden zetten voor rijen zonder rijbewijs”. Bovendien vertrouwde hij op de collegialiteit van de Geldropse gemeentepolitie: ook gemeenteambtenaren, zoals hij bijna 40 jaar was geweest.

Mijn oudste zus verzon een list: zij had plotseling een auto nodig. Haar lespraktijk breidde uit naar de omliggende dorpen van Hernen en, jawel hoor! Pa stond genereus zijn Peugeotje af.
Maar nog geen 6 weken later had hij een 30 km. wagentje voor invaliden op de kop getikt. Zonder rijbewijs mocht hij daarmee binnen de gemeentegrens rondrijden, mits hij op de fietspaden bleef. Vanaf dat moment was het leven van de Geldropse fietser niet meer zeker. En volgens mij is de wet sinds die tijd ook veranderd en moeten die “koektrommeltjes op wielen” nu op de rijweg.
Hij heeft nog twee jaar rondgereden in dat ding, totdat hij steeds vaker zonder benzine kwam staan en op een gegeven moment het hele autootje niet meer kon terugvinden, nadat hij weer eens ergens was gestrand.

We regelden een vaste afspraak met de taxi en betaalden dit contractvervoer vooruit. Iedere dag wandelde hij om 5 uur ’s-middags naar zijn vriendin en om 10:30 werd hij met de taxi naar huis gebracht. Daar kwam dan de wijkverpleegster om een uur of 11 om hem zijn medicijnen te geven en toe te zien, dat hij zijn bed opzocht. Dorpsgenoten hadden ons er op gewezen, dat hij ’s-nachts nog al eens door het dorp dwaalde. Ook was ons opgevallen, dat hij razendsnel door zijn geld heen was. Dat hij zijn taxichauffeur zelf ook nog eens betaalde en genereus het wisselgeld liet houden is een vermoeden van ons, dat natuurlijk door het taxibedrijf niet bevestigd werd. Het initiatief, om dikke cadeaux voor zijn vriendin te kopen zat er niet meer in bij pa. Ze klààgde eerder bij ons, dat hij eigenlijk wel eens wat dankbaarder zou mogen zijn.

De liefdevolle aandacht van de thuiszorg was nodig geworden, sinds hij op zo’n nachtelijke tocht in december zich wat al te zomers had aangekleed. Met zijn colbertje aan was hij zaterdags om zes uur naar de kerk gegaan zogenaamd naar de avondmis. Keurig op tijd, maar de pastoor had de deur op slot. Pa had zich vergist, het was 6 uur in de ochtend. Terug thuis bleek, dat hij ook nog zijn huissleutel vergeten was. De buurman trof hem ’s-morgens om 9 uur bij het hondje uitlaten totaal verkleumd onder het afdakje bij de voordeur aan.

Pa had een fikse verkoudheid opgedaan en dat deed zijn conditie geen goed. Er volgde een korte opname ter observatie in het ziekenhuis.
We hebben vervolgens een week lang alle instanties van de regio daar gebeld, nog eens gebeld en gewacht op terugbellen en zelf maar teruggebeld en langzaam maar zeker kwam ik erachter hoe daar de zorg voor ouderen geregeld was. Wel honderd twintig telefoontjes schat ik in.
En dan weet ik nog vanuit mijn beroepsachtergrond waar ik naar moet vragen!

Langzaamaan werd er een rond de klok zorgsysteem gerealiseerd van ondersteunende begeleiding in dagopvang, huishoudelijke zorg aanvullend aan zijn vertrouwde hulp, die pa graag wilde aanhouden, en persoonlijke verzorging. De Eindhovense RIAGG stelde de onvermijdelijke diagnose en we zagen tot ons genoegen, dat pa er wel bij vaarde.
Mijn zussen hadden zijn kleren gemerkt, zodat hij de goede combinatie broek, hemd stropdas en colbertje koos. De strakke moderne designklok in de kamer werd vervangen door een exemplaar met duidelijke cijfers en het halve dorp werd van sleutels voorzien opdat er altijd wel iemand was, die hem binnen kon laten.
Hadden mijn broers toch gelijk gekregen, die drie jaar eerder al aandrongen op verhuizen naar een verzorgingshuis? Hij wilde dat toen beslist niet. Ook nu wilde hij niet weten van verhuizen naar een seniorencentrum, zoals wij dat eufemistisch noemden. Ik had het mijn broers toen uit de kop gepraat, maar er bleef een gespannen verhouding tussen de kampen:, waarvan het ene kamp gekenmerkt werd door uitspraken als: “hij moet ertoe gedwongen worden, want hij kan niet meer voor zichzelf zorgen” terwijl het andere kamp een houding had van: “zolang hij niet aan opname toe is en dat ook niet wil, moeten we proberen thuis de nodige zorg te realiseren”.

Ik ben eens op bezoek gegaan bij de dagopvang. Hij zat daar in een kring met een bal richting andere deelnemers te gooien onder het noemen van de naam van die deelnemer. Ik vond het maar niks, mijn vader daar zo’n suf spelletje te zien doen, maar het deed hem zichtbaar plezier en daar draait het immers om.
Ik kreeg echter de directie van het Geldrops verzorgingshuis niet overtuigd, dat hij niet verloren zou lopen als zij hem een kamer zouden aanbieden. Wij vonden, dat hij in Geldrop thuishoorde en een verpleeghuisplek…. daarvoor was hij nog te goed. En als hij eens op weg zou gaan naar zijn oude huis aan de Parallelweg, dan zou een van zijn vele vrienden en kennissen hem ongetwijfeld terugbrengen. Maar de “regenten” bleven onvermurwbaar: hij was dement en dan is er geen kamer meer voor je in het Geldropse verzorgingshuis.

Pa werd anderhalf jaar na de onfortuinlijke winter uiteindelijk opgenomen in een verzorgingshuis twee dorpen verderop, met een gesloten afdeling substitutie verpleeghuiszorg heette dat toen daar.
Hij bleef bij zijn standpunt, dat hij net zo goed nog aan de Parallelweg zou kunnen blijven wonen, maar hij gaf toe aan de wens van zijn kinderen en liet zich naar Leende brengen. Daar stonden zijn tafel, waaraan hij altijd zat te schrijven. Daar stond zijn gemakkelijke stoel waar hij graag in zat TV te kijken. Daar hingen zijn schilderijen en de foto’s van mijn moeder en van de 40-jarige bruiloft met alle kinderen en kleinkinderen erop. En zijn vloerkleed, al was het management van het zorgcentrum daar in Leende niet echt blij mee.

Hij vroeg zich af, wat de directie van het huis ervan zou vinden, dat zijn spullen daar stonden en hij was al aan het denken hoe hij al die spullen weer terug thuis kon krijgen.
8 weken lang belde hij mijn zussen suf, wanneer we hem kwamen halen, want dat het nu wel lang genoeg had geduurd. Hij wilde terug naar huis.
Tijdens het weekend ben ik toen met hem naar de Parallelweg gereden, waar alles nog keurig op zijn plaats stond. Hij vroeg zich af, waarom we daar stopten.
“Je wilde toch terug naar huis?”
“Ja maar dit is toch mijn thuis niet.”
Pas toen we binnen op zijn slaapkamer kwamen herkende hij vaag, dat hij daar toch ooit gewoond zou moeten hebben.

Regelmatig werd pa “opgehaald”.
Hij bracht dan het weekend of ten minste een dag op toerbeurt bij een van de kinderen door.
Die weekends waren een verademing. Niet alleen voor hem, maar ook voor ons. Het was hard werken, want je moest hem voortdurend in de gaten houden, maar vanwege het feit, dat de maalstroom van de dagelijkse stress even doorbroken werd was het toch een verademing. Pa dwong je in een lagere versnelling.

Conversatie op het terras in de zomer.
Pa zegt: “Zie je dat vogeltje op het dak daar?”
Ik: “Ja, die zit daar wel vaker precies op de nok”
“Kan dat geen kwaad”
“Ik denk het niet”
“Hij zit niet stil. Hij wipt op als ie gaat vliegen”
“Ja en dan komt ie even later weer terug”
“Maar als ie wegvliegt zet ie zich wel steeds af. Kan het dak daar wel tegen?”
“Het dak ligt er al zesendertig jaar op, dus ik denk, dat het niet echt kwaad kan”
“Steeds zo’n afzet, kan op den duur schade veroorzaken aan je dak, Jong”
“Ik denk dat het wel mee zal vallen.”
“En als het nou bij één vogeltje bleef, maar kijk eens, nu zitten er twee!”
“Het dak kan ook twee vogeltjes dragen, pa, en nog wel meer ook.
“Ik zou toch maar oppassen, als ik jou was”
“Zin in een wandelingetje door het plantsoen, Pa? Drink dan je koffie maar uit. Die zal ondertussen wel koud zijn.”
“Ik hou van kouwe koffie”.

Na twee en een half jaar zich helemaal genesteld te hebben daar in Leende kreeg ik die eerste lentedag ’s-morgensvroeg een telefoontje, dat hij ‘s-nachts in alle rust vredig aan een herseninfarct was overleden.



Herten, 5 febr. 2007

Kees Spapens

Geen opmerkingen:

Een reactie posten